blog 35: United we stand

Het is voor mij als mens vanzelfsprekend om me uit te spreken tegen geweld tegen vrouwen. Geweld tegen mannen, transgenders, non-binairen, queers en ieder ander op of buiten het genderspectrum veroordeel ik net zo sterk. Mijn motivatie voor het schrijven van deze blog is echter een andere. Namelijk dat de bal niet alleen bij de mannen, maar bij iedereen – dus alle mensen – ligt. Te lang is er in de emancipatie en anti-seksisme discussies te veel sprake geweest van het “wij” tegen “zij”. Ook in de White Ribbon-blog lees ik dat nog te veel terug.

Om mijn punt te maken, neem ik jullie mee terug naar november 2017 waarin ik  – binnen één week – onderstaande opmerkingen hoorde:

  • Ben je al zo oud?!? Wat zie je er dan goed uit voor je leeftijd!”
  • “En natuurlijk hebben we genòten van die bloedmooie docenten daar!”
  • “Niet te lang voor mijn neus bukken, hoor. Ik heb óók gevoelens!”

Drie uitspraken gedaan toen #MeToo het nieuws nog dagelijks beheerste. Gedaan ten overstaan van groepen mensen, in aantal tussen de 15 en 250 groot. Zonder uitzondering allen werkzaam in de sociaal maatschappelijke sector. Waarbij minimaal twee derde van de aanwezigen vrouw was, dan wel zich het meest met deze sekse identificeerde. En al deze drie uitspraken werden gedaan door een vrouw.

Ik zat erbij, keek en luisterde ernaar. Verbaasd. Had ik het goed gehoord? Hoe werd dit bedoeld? Moest ik hiervan iets zeggen als geëmancipeerde anti-seksist van het mannelijk geslacht? Of was het beter dat niet te doen? Zou ik de “andere sekse” gelaten tijd en ruimte geven zich te revancheren op het seksisme waaronder zij sinds mensenheugenis gebukt gaat? Zulke opmerkingen staan toch niet in verhouding tot het ongemak, laat staan doodsangst, die vrouwen ervaren bij (dreigend) seksuele grensoverschrijding en geweld? Maakte ik zo een onschuldig compliment veel te negatief beladen? Of, sterker nog, werden deze opmerkingen juist zo seksistisch doordat ik dat er als man op projecteerde?!?

Het “momentum” voor een reactie vervloog in de turbulentie van mijn tegenstrijdige gedachten.

Na de eerste opmerking, gemaakt door een universitair docente die mannelijke gastspreker introduceerde, reageerde geen van de ruim 250 congressanten. De tweede opmerking werd gemaakt door een vrouwelijk hoofd van een sociale gemeentedienst. Tijdens een intern symposium keek zij terug op de deskundigheidsbevordering die haar afdeling had gevolgd. Ik was één van de trainers, die bloedmooie docenten waren er (dus…) niet bij die dag.

De derde opmerking in bovenstaand rijtje was direct gericht aan mij. Toen ik iets van de grond raapte tijdens een meerdaagse training, met mijn rug gekeerd naar een deelneemster. Een actieve, gevatte vrouw, ongeveer even jong als ik. Het was in de middag van de tweede dag, die – qua onderwerp – in het teken van seks stond, de seksuologische basiskennis in het bijzonder. Vooral de leuke kanten van seksualiteit kwamen die dag aan bod. Grappen, soms  doordacht, vaak ook flauw, zijn dan niet van de lucht. Ik maak ze en geniet ervan als de deelnemers aan mijn training dat ook doen. Het is onderdeel van het leren wennen aan professioneel praten over seks. Zo lang het met respect voor elkaar en de gemaakte werkafspraken gebeurt, is er niets aan de hand.

Toch raakte deze opmerking mij, vooral achteraf. Direct nadat de deelneemster in kwestie mij liet weten dat ze niet te lang gevoelloos mijn billen kon aanzien, riposteerde ik dat ze hopelijk een meer verfijnde smaak had. Nu ik dit schrijf, vraag ik me ineens af of ik haar gevoelens misschien niet teveel seksualiseer – vond ze het een onaangenaam gezicht? Doelde zij misschien op mijn brede schouders? Hoe dan, van die opmerking had ik geen last. Tot ik later in de training me ongemakkelijk voelde in haar buurt. Wat voor seksueels zou ze nu weer gaan roepen? Wat als ze ècht seksuele interesse had? Moest ik daar dan trots op zijn? En er misschien flirtend op reageren?  Als onzeker stuntelende puber had ik toch niets liever gehad dan bevestiging dan de (seksuele) aantrekkelijkheid waar ik zo op hoopte? Wilde ik die van haar? Moest ik blij zijn dat ik blijkbaar nog sexappeal bezat als man van ongeveertig zonder sixpack? Vertel ik het mijn vrouw? En dan?

Nee, dit is geen ervaring die vergelijkbaar is met dat wat vele vrouwen helaas meemaken. Als ervaren trainer stond ik in mijn kracht, kon de opmerking met een kwinkslag pareren. Gevoed door de #MeToo beweging werd ik me wél meer bewust hoe een kleine dubbelzinnigheid een eigen leven kan leiden en – onbedoeld, dan wel geprojecteerd, of niet – ongemak kan veroorzaken. Zelfs als er géén sprake is van machtsmisbruik of bedreiging. Een seksistische opmerking, gebaar of aanraking is zo waar als de aangesprokene of -geraakte deze ervaart. Excuses maken en daarmee stoppen is het enige antwoord.

Ik hoop dat mensen door deze blogserie en andere reacties op #metoo gaan beseffen dat iedere reactie telt. En dat ieder op of buiten het genderspectrum met elkaar probeert ouderwetse, achterhaalde, binaire en polariserende opvattingen over mannelijkheid, vrouwelijkheid he-, ho- en biseksualiteit, te verbannen naar het verleden. Voor mij zijn deze de bron van heel veel seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld van mens naar mens.

Leg je de bal neer bij “de man” of iemand anders, dan sta je voor je het weet weer buitenspel. En kent #MeToo alleen maar verliezers.

 

In the end, we will remember not the words of our enemies, but the silence of our friends.