Vincent Duindam: Gender en spiritualiteit: de ultieme deconstructie

Halverwege de jaren 80 publiceerde ik mijn eerste stukje over gender. Het was een bespreking van Gerda de Bruijn’s boek “Vrijen met een man, kan dat dan?” Ik vond het een sympathiek, mooi en praktisch boek. Mannen leren ‘blauw’ (instrumenteel, agency) te handelen en te voelen en vrouwen ‘roze’ (expressief, communion). Daarbij besteed je uit aan de andere sexe wat je zelf niet hebt kunnen/mogen ontwikkelen.

Dat leidt natuurlijk tot allerlei problemen in relaties. En het boek spitst zich toe op de sexuele relatie. Dat vond ik een mooi model, maar het ging me niet diep genoeg. Onder de aangeleerde eigenschappen en gedragingen zit immers nog je genderidentiteit. Dus het gaat dieper en is lastiger te veranderen.

Op dat moment was ik bezig aan een proefschrift over Nancy Chodorow. En zij liet zien dat een ‘traditionele’ rolverdeling (vader vooral bezig met betaalde arbeid, moeder vooral met de zorg) leidde tot ‘geslachtsspecifieke identiteiten’. Mannen met rigide egogrenzen en vrouwen met permeabele egogrenzen – om er een highlight uit te pikken. Genderverschillen kunnen dus deels herleid worden tot opvoeding, ontwikkeling, socialisatie, etc. Ondertussen woedde en woedt nog steeds het nature/nurturedebat.

Misschien zit het nóg wel dieper: biologische verschillen met wellicht een evolutionaire basis, andere hormoonspiegels, andere brein structuren, etc. Ik heb er altijd op gewezen dat geen orgaan zo complex en flexibel is als het menselijk brein, dat lichaam en psyche elkaar wederzijds beïnvloeden. En dat de verschillen tussen vrouwen onderling en mannen onderling groter zijn dan gemiddelde sexeverschillen. Met de vergrote zichtbaarheid van de transgender community is dit nog duidelijker geworden.

En waar sta ik nu? Hou je vast. Aan Eckhart Tolle ontleen ik het begrippenpaar: ‘form identity’ en ‘essence identity’. Je vormidentiteit is de meer oppervlakkige identiteit: je gedachten over jezelf, je gevoelens, en ook je lichaam en je lichamelijke ervaringen. De psycholoog-in-mij krijgt hier hoofpijn van. Want: op de eerste plaats is dit allemaal niet oppervlakkig. En op de tweede plaats: wat bestaat er anders dan: gedachten, gevoelens en lichaam? Niets, toch? Of?

“Essence identity” is volgens Tolle je diepste identiteit, de verticale dimensie, de stilte, de bron, de diepte, de verbondenheid. Dat is wie je eigenlijk bent. Dat kun je je realiseren op het moment dat het lawaai van je gedachten even ophoudt. Daar hoef je geen verhalen aan jezelf of over jezelf te vertellen. Dan ken je jezelf door jezelf te zijn. Mijn conclusie, en deze vind je ook in De Bhagavad Gītā en Dhammapada, maar ik haal nu een ander boek aan is: Op die plek “is geen man, geen vrouw, …”

Kortom, de ultieme deconstructie van gender/sexe.