Sjoerd van Capelleveen: Mannen Meer Mens (deel I en II)

Vanaf 25 november bloggen we weer in het kader van de White Ribbon Campagne: Wat voor man wil jij zijn om gendergerelateerd geweld te voorkomen? Schrijf mee!

Ein ganzer Mann ist nur noch ein halber Mensch

Vrij vertaald: Een hele man is nog slechts de helft van wat een mens wezen kan

Deel I

Ik sta op de A28 net voor Amersfoort in de file. Het sneeuwt. De snelweg is een dikke bruine blubber geworden. Geërgerd trommel ik een ritme op de bovenkant van mijn stuur. Precies zoals mijn vader dat ook altijd doet. Misschien zelfs precies hetzelfde ritme. Wanneer ik me dat realiseer stop ik abrupt en zet de radio aan. Het is vandaag zo’n dag waarop alles wat ik doe en zie me aan m’n vader doet denken. Het begon vanochtend al toen ik de gordijnen opende en middenin de dikke laag sneeuw één keurig rond geel gesmolten gat zag. Ik had kunnen denken aan de konijntjes die hier waarschijnlijk de boosdoener van waren, wij hebben namelijk veel van die neukmonstertjes rond hupsen bij ons in de tuin. Of aan mijn piemel en het feit dat ik hem gisteravond niet omhoog kreeg en me daarvoor de hele nacht tegenover m’n vriendin had liggen schamen. Of natuurlijk aan hoe lastig het waarschijnlijk door die sneeuw zal gaan worden vandaag naar Amsterdam te rijden. Maar ik dacht aan niets van dit alles. Ik dacht aan mijn vader.
Ik dacht aan hoe ik als driejarig mormel mijn vla in de keuken op de grond had laten vallen. Mijn vader had gezucht en de bende opgeruimd. En blijkbaar heb ik op dat moment, Toen mijn vader met wat servetjes bukte voor de gele spetters, het volgende tegen hem gezegd:
“Huh, het is toch geen Moederdag?”
Ja …
Ik kan het me niet meer herinneren, maar zo is het me vertelt. En het verbaasd me eerlijk gezegd ook niet. Zo gaat dat bij ons thuis. En zo gaan mijn gedachten vandaag dus steeds naar mijn vader uit. Misschien mis ik hem een beetje.

Het kan ook zijn dat het interview dat ik straks in Amsterdam met Jens van Tricht zal gaan hebben mijn gedachten ietwat stuurt. Immers gaan we praten over mannelijkheid en de koppeling naar mijn vader is dan al vlug gemaakt. Begrijp me niet verkeerd, mijn vader is een ontzettend lieve man, maar hij is ook de man die het volgende tegen me zei toen ik in groep zes thuis kwam van mijn toenmalige vriendinnetje:
“Hé Sjoerd, de volgende keer als je daar weer bent hè …
Dan moet je heel goed naar haar moeder kijken …
Want zo worden ze!”
Ja …
En mijn vader voegt daar tegenwoordig graag nog aan toe: “en sneller dan je lief is”. Dat zijn vrouw dan daarnaast zit, lijkt hem niks te kunnen schelen.

Het opgehitste fileverkeer meer dan zat sla ik de snelweg af om te stoppen bij het tankstation. Mijn vader krijg ik nog steeds niet uit mijn hoofd. De herinneringen aan vroeger malen maar door en door in mijn gedachten. En dan zie ik mijn vader ineens voor me als een hinkelend half doormidden gesneden wezen, met één been en één arm. Als een soort cycloop komt hij vrolijk lachend het tankstation uitspringen in de richting van mijn auto. In de hand van zijn enige arm bungelen wat bifi worstjes terwijl hij gevaarlijk de ijzige weg oversteekt. Snel maak ik mijn gordel los en wil uit de auto rennen om hem op te vangen, maar het is al te laat. Hij kletst tegen de grond, spartelt wat heen en weer, en glijdt dan onder een wegrijdende vrachtwagen. Geschrokken schud ik mijn hoofd en knipper met mijn ogen. Het wegdek is wit. Nergens bloedsporen van mijn vaders halve lichaam.
Rechts van me doen twee tankende jongens alsof de pomp een enorme lul is waarmee ze in hun auto klaarkomen. De Renault Clio heeft volgens hen een lekker strak kutje. Ik draai verzucht met mijn ogen. Een klein jongetje loopt langs mijn auto en krast homo in mijn bevroren achterruit.

Deel II

Eenmaal terug op de weg, nog steeds in die verrekte file, stuur ik Jens, onder het constante rijden en remmen, vlug een voice memo dat ik waarschijnlijk ietsje later kom. In de grijze auto voor me, waarmee ik nu al zo’n half uur een kat en muis spelletje aan het spelen ben, wordt door drie mannen flink gerookt. Af en aan gooien ze hun leeg gezogen peuken uit hun raampje op het wegdek. Maar die ergeren me nog niet eens het meeste. Het is hun bumpersticker. Steeds weer verschijnt hij uit en in mijn blikveld.
No airbags, we die like real man.
Dat staat erop, met stoere hoekige letters. Elke keer dat ik hem lees wordt ik er chagrijniger van. Maar wanneer één van de mannen in de auto achterom mijn kant op kijkt lach ik vlug mijn tanden bloot. Maybe they schop en slaan like real man too, denk ik bij mezelf. Ik maak mijn gordel los, trek mijn jas uit en probeer me te focussen op het interview van straks.
Hardop pratend neem ik de ietwat lastige woorden die strakjes hoogstwaarschijnlijk in het interview gezegd zullen worden nog eens door. Één daarvan is, komt ie: het patriarchaat. Ik ben een beetje een hakkelaar, en zeker tijdens zo’n interview, dus dit woord is voor mij extra kut. “Het patriarchaat is de vanzelfsprekendheid waarmee we alles dat we met vrouwen en vrouwelijkheid associëren lager waarderen dan alles wat we met mannen en mannelijkheid associëren”, zeg ik tegen mijzelf in de achteruitkijkspiegel terwijl ik nogmaals lees wat dat jongetje op mijn raampje heeft gekrast. Dat hakkelen dat heb ik trouwens van mijn vader. Mijn vader was als kind namelijk een ontzettende stotteraar. Geen enkel woord kon ook maar een beetje normaal zijn mond verlaten. Nu merk je dat nog nauwelijks aan hem. Alleen als hij boos is of voor een grote groep moet spreken. Bijvoorbeeld op het vijfentwintigjarig huwelijksfeest van hem en mijn moeder. Dat vierden ze in de kelder van hun favoriete Italiaanse restaurant: Vaticano’s. De perfecte plek, want mijn vader is namelijk een enorme Italofiel. Maakt zijn eigen limoncello, is dolblij dat zijn schoondochter half-Italiaanse is en heeft toen zelfs, op dat feest, in het Italiaans een speech gegeven voor al zijn vrienden en familie. En ik heb hem nog nooit zo heftig zien stotteren. Met rode kop stond hij daar op een stoel de elegant zingende o’s en a’s uit te proesten. En ik was apetrots op mijn papa. Zag hem daar nou staan. Met blinkende oogjes en zijn guitige lach. Het kon hem niks schelen. Hij stond daar maar mooi, en hij deed het!

Toch heb ik altijd maar moeten gissen naar hoe lastig die eerste jaren van zijn leven voor hem geweest moeten zijn. Mijn vader uit niet snel zulke emoties. Sterker nog, tot een tijdje geleden was er eigenlijk maar weinig wat ik écht van mijn vader wist. Ja, dat hij graag naar Pink Floyd luistert, dat hij niest als een olifant en zijn favoriete land is dus ook niet erg moeilijk te raden. Dat soort dingen wist ik wel. Maar niet het wezenlijke. Van het wezenlijke wist ik vrijwel niets. Wanneer ik daar aan terugdenk begin ik in de auto spontaan het liedje te zingen dat ik toen der tijd voor mijn vader geschreven heb. Het is mooi hoe de tijd liedjes kan vervormen. Wat toen een pijnlijk liedje was, zing ik vandaag met blijdschap in mijn hart. Want ik weet nu stukken beter wie mijn papa is.

Papa ik weet niks van jou
Niet wat je dacht toen jij je eerste zoen
En hoe vannacht het werk van morgen op je wacht
En dat je alles toch zo goed moet doen

Papa ik weet niks van jou
Niet of ze je soms pestte
En wat er restte van dat beetje hoop
Dat naar gelang de tijd wegkroop
Maar misschien was het beste

Pa ik weet ik zo weinig
Van hoe je vlijtig elke brief
Naar je liefje wist te schrijven
En dat je neukte of de liefde kon bedrijven

Ik weet niets
Als jij blijft lachen om de pijn
Weet ik niets
Elke man moet blijkbaar leren mens te zijn
Dus zeg me iets
Al is het in gefluister
Ik beloof
Ik luister

Papa ik weet niks van jou
Niet wat je dacht toen jij mij in je schoot
En is de dood iets waar je vreest voor op een dag
Vind je dat je alles soms verkloot

Papa ik weet ik niks van jou
Niet of het leven zinnig
En of je innig nog mama bemind
Ik weet zelfs niet of je vindt
Dat een vrouw toch altijd onder ligt

Pa ik weet zo weinig
Vind je het geinig dat je zoon
Elke ochtend heel gewoon
En gemeend zijn houden van zegt naar zijn meisje

Ik weet niets
Als jij blijft lachen om de pijn
Weet ik niets
Elke man moet blijkbaar leren mens te zijn
Dus zeg me iets
Al is het in gefluister
Ik beloof
Ik luister

Papa luister wat ik zeg
Ik luister graag, en zeker graag naar jou
Dus mocht je ooit een keer verdrietig bent
Weet dan dat ik willen zou
Dat, papa luister wat ik zeg
Je weerloos je woorden in mijn handen legt

 

Deel III en IV verschijnen binnenkort!